Foto dell'autore
5 opere 27 membri 2 recensioni

Opere di Olivier Boehme

Etichette

Informazioni generali

Non ci sono ancora dati nella Conoscenza comune per questo autore. Puoi aiutarci.

Utenti

Recensioni

Olivier Boehme heeft als focus voor zijn geschiedenis van Europa de thematiek van “grenslanden” genomen, en meer specifiek die van de strook midden-landen en midden-regio’s die volgens hem op de breuklijn van Europa liggen: Nederland, België, Luxemburg en Zwitserland, en geregeld haalt hij ook Lotharingen en de Elzas aan. De historisch geschoolde lezer herkent hier meteen het Frankische Midden-Rijk in van na de verdeling van Verdun (843).
De centrale thesis van Boehme is dat die midden-positie, dat grensland zijn, de betrokken staten en staatjes voortdurend dwong tot flexibiliteit in hun positie ten aanzien van de grotere buurlanden, en naar een permanente zoektocht naar een eigen identiteit. Niet toevallig werd die identiteit dikwijls die van ‘kruispunt’ en ‘bemiddelaar’. Die focus is interessant, en Boehme staaft ze met een plejade aan politieke en culturele figuren die die grenspositie gestalte hebben gegeven, in zeer variabele vormen. Dit boek is dus grotendeels een geschiedenis van mannen (letterlijk) en hun visie op hun land en de omringende wereld.
Merkwaardig is dat Boehme ook Duitsland en de Donau-monarchie als ‘middellanden’ ten tonele voert. Dat heeft natuurlijk te maken met het concept ‘Mittel-Europa’. Terecht stipt hij aan dat gedurende zeer lange tijd die Groot-Duitse regio, om nu maar eens een politiek niet-correct begrip te gebruiken, geen eenvormige nationale identiteit cultiveerde en in die zin ook grensregio was. Hij sluit zich daarmee aan bij de visie dat de periode 1860-1945 wat Duitsland betreft dus eerder een afwijking was, en de regio zich daarna weer een low-profile identiteit aanmat. Interessante visie, maar ze blijft een beetje als een tang op een varken passen bij de behandeling van de kleinere grenslanden.
De historicus Olivier Boehme is bijzonder erudiet en lucide, dat is het minste dat je kan opmaken uit dit boek. Wat hij allemaal bijeen las en ook intellectueel verwerkte is indrukwekkend. Maar er zit gewoon teveel in het doosje: de inzichten buitelen over elkaar heen, als vergezichten die even passeren vanachter een treinraam en dan weer vlug uit beeld schuiven. Dat maakt dat Boehme’s uiteenzettingen en redeneringen soms amper te volgen zijn. En op het einde van het boek heb je dan ook eerder de indruk een virtuoos divertimento gelezen te hebben dan een doorwrochte nieuwe synthese.
… (altro)
½
 
Segnalato
bookomaniac | Feb 13, 2019 |
Zonder enige twijfel is de problematiek die hier aangesneden wordt van groot belang en heeft hij een grote actualiteitswaarde. Wij worden immers elke dag opnieuw geconfronteerd met de concrete gevolgen van de verschuivingen die zich ten gevolge van globale evoluties voordoen in onze economie, en de reacties daarop van de nationale en supranationale overheden. Wanneer een fabriek sluit, is dat niet omdat ze niet rendabel is, maar omdat een andere nog meer rendabel is, of kan genieten van nog meer steun van de eigen staat of van subsidiërende internationale instellingen. Meer en meer hebben wij het gevoel dat de beslissingen niet meer genomen worden door de nationale overheden en dat wij onze democratische greep op de feiten verliezen.

Men vindt in dit boek interessante ideeën over die vragen aangereikt, gebaseerd op de duiding van historische gebeurtenissen en op de evolutie van de economische principes. Maar wat een interessante studie had kunnen zijn, wordt ontsierd door fundamentele methodologische onduidelijkheid, door ideologische vooringenomenheid, door kortzichtige analyses en onverantwoorde stellingnamen en overhaaste conclusies. Bovendien zijn er ernstige taalkundige en stilistische tekortkomingen.

Laat ons met die laatste beginnen. Het Nederlands van deze auteur is irriterend. Voortdurend gebruikt hij uitdrukkingen die het standaardgebruik van het Nederlands slechts benaderen, en precies daardoor zo storend zijn bij het lezen. Enkele voorbeelden uit de talloze die in dit boek te vinden zijn. ‘Daar is het hem echter niet om begonnen…’ (blz. 24); de uitdrukking is: daar is het om begonnen, zonder ‘hem’. ‘…voor eigen parochie preken…’ (blz. 27); de auteur bedoelt dat iemand spreekt voor een publiek dat hij niet hoeft te overtuigen, dus een open deur instampt. In feite betekent de uitdrukking echter: opkomen voor de eigen belangen. ‘…drukte op het belang van een eigen plek…’ (blz. 30) voor ‘benadrukte hij het belang van…’ ‘…omdat het andere naties heeft geschonden.’ (blz. 30); bedoeld is wellicht ‘gekwetst’ of benadeeld’. ‘…waarvan de afloop nog verre van zeker is.’ (31) Bedoeld is: waarvan nog onduidelijk is hoe het zal aflopen; dat er een afloop zal zijn, is immers hoe dan ook zeker, alleen weten we niet welke afloop het zal zijn. ‘…laten het uur van de waarheid luiden…’ (32) voor ‘luiden het uur van de waarheid in’. ‘… als typisch Engels te oormerken.’ (blz. 38); oormerken betekent echter: een bepaalde bestemming geven aan geld of middelen, en niet, zoals hier: kenmerken. ‘… de Duitse staat in elkaar timmerde.’ (blz. 44); iemand in elkaar timmeren is echts iets anders! ‘De crisis geeft links een taaie kluif’(blz. 56); een hele kluif, of een vette, ja, maar een taaie? Wellicht dacht de auteur aan een taaie brok. ‘Evengoed’ (passim) voor ‘ook’. ‘… in een ruk (sic) van tafel vaagde’ voor ‘…veegde’.’Nationalisme en materiële behoeftebevrediging zijn twee.’ …verschillende dingen. ‘De verdeeldheid liet echter niet na ook het sociaal-economische leven te kleuren.’ (159) Iets niet nalaten betekent erop toezien; hier is allicht bedoeld: de verdeeldheid liet zich ook voelen in het sociaal-economische leven. ‘Knoeien in de marge’ (163) voor rommelen in de marge. ‘Hoe voorzichtig het ook spreken is over…’ (164) voor ‘hoe voorzichtig men ook moet zijn als men spreekt over…’ ‘… hebben zich uitgedeind… (164). ‘Afveilen’ (165) voor afvijlen. ‘Het gevoel… leefde er niet minder sterk om bij Nederlandstaligen.’ (172) voor ‘leefde echter niet minder sterk…’ ‘Wegvagen’ (203) voor wegvegen enzovoort. Af en toe leest de tekst als een persiflage van het wel zeer eigenzinnige Nederlands van Herman De Croo, of zelfs van de persiflage daarvan in Knack of Humo.

Daarbij komen nog storende taalfouten, zoals het niet aan elkaar schrijven van daarvan, daarop, daarmee &c. waar dat kan; vrouwelijke relativa voor mannelijke woorden; het ontbreken van komma’s tussen opeenvolgende verbogen werkwoordvormen; het ontbreken van komma’s in beperkende bijzinnen; het weglaten van lidwoorden bij substantieven en dies meer. En dan hebben we het niet eens over haperende zinnen als deze: ‘Bij deze soort etnisch-nationale conflicten horen eigenlijk ook wel de confrontaties tussen oude en nieuwe Europeanen, de immigranten en hun nazaten, thuis.’ De auteur heeft ook de erg on-Nederlandse neiging om abstracta als onderwerp van zijn zinnen te nemen, en die dan te verbinden met vaak kleurrijke werkwoorden zoals ‘de buik vol hebben van’, ‘goed boeren’, ‘de wind in de zeilen hebben’, ‘aan elkaar smeden’.

Buiten de inleiding en het slot zijn er vijf hoofdstukken met elk een behoorlijke lengte, die echter verder niet opgedeeld zijn en van ondertitels voorzien. Dat zorgt voor een quasi eindeloos lettertapijt, dat helaas amper is ingedeeld in paragrafen, die vaak ettelijke bladzijden beslaan. Dit verraadt een zeer losse structuur van het betoog (dat de auteur voortdurend ‘vertoog’ noemt), om niet te spreken van een rommelige opbouw. De auteur springt binnen een paragraaf, zelfs vaak binnen een zin, van het ene eind van de aarde naar het andere en van het ene tijdperk naar het andere. Dat veroorzaakt een gevoel van onzekerheid en onrust, doordat men zich voortdurend moet aanpassen aan de fikse gedachtesprongen en vrije associaties van de auteur.

Het is niet gemakkelijk uit te maken waar de auteur zich zelf situeert in de discussie over de vraag of de economie nationaal moet zijn dan wel vrij en internationaal. Af en toe lijkt hij zich te verraden door het gebruik van geladen benamingen als ‘volksgenoten’, of termen uit de oorlogssfeer, zoals ‘nationalistische voorhoede’, maar inhoudelijk speelt hij de argumenten van voor- en tegenstanders voortdurend tegen elkaar uit. Daardoor wordt het ‘vertoog’ niet zozeer evenwichtig als onsamenhangend; de lezer verwacht immers dat de auteur een standpunt inneemt, of althans wijst op de zwakke punten in de argumenten.

Er zijn in dit boek talrijke ‘taaie kluiven’, waar de auteur zich verdiept in de details van economische theorieën uit voorbije eeuwen. Zeker, wij moeten leren uit het verleden, maar dan bij voorkeur uit dat verleden zelf, en niet zozeer uit de theorieën die men heeft vooropgesteld om de loop van de geschiedenis te beïnvloeden. De voorspellende waarde van economische theorieën is immers ongeveer zo goed als die van het kijken in glazen bollen of koffiedik.

Wat mij bijzonder tegenstak bij het lezen van de passages die te maken hebben met de geschiedenis van Vlaanderen en van de Vlaamse Beweging, is de neiging die we ook bij de infame marxist Hobsbawm aantreffen om historische realiteiten af te doen als propagandistische verzinsels. Volgens de auteur was Vlaanderen een perifeer onderdeel van het Franse koninkrijk, dat er wel in geslaagd is om een eigen taal te behouden. Nou… Ik weet niet of de Habsburgers het daarmee eens zouden zijn. Ik wil ook nog de Vlaming zien die het met die opvatting eens is: Vlaming zijn is een illusie, wij zijn eigenlijk Vlaamssprekende Fransen? Dat Vlaanderen niets anders dan een constructie zou zijn van een kleine groep van romantische nationalisten, een selffulfilling prophecy, dat lijkt me zo onwaar dat het me tegen de borst stuit het ook hier nog maar eens te moeten lezen, en dan nog bij een auteur die, volgens de achterflap, ‘professioneel actief is als beleidsadviseur bij het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek – Vlaanderen’, een instelling die door dat min of meer fictieve Vlaanderen zelf beheerd wordt en met zeer ruime kredieten gespijsd.

Ook op andere punten schiet deze doctor in de geschiedenis tekort in zijn beoordelingen. ‘De tweede helft van de negentiende eeuw liet zien hoe een economisch systeem van autonome natiestaten dat gebaseerd was op vrijhandel en de goudstandaard onder leiding van het British Empire prima kon werken. Ook het Bretton Woods-stelsel van na 1945 onder aanvoering van de Verenigde Staten sorteerde vergelijkbare effecten.’ (blz. 210) Het valt zeer te betwijfelen of al de onderdanen van dat British Empire en van talrijke andere gekoloniseerde landen het daarmee eens zouden zijn. En of men de Koude Oorlog van na 1945 erg moet ophemelen, is ook zeer de vraag.

De auteur weet blijkbaar geen blijf met ‘nationalisme’, hij weet het niet te definiëren of te plaatsen. Heel af en toe ziet hij het als de uitdrukking van een historische realiteit, maar meestal niet en dan heeft hij het ironisch of smalend, maar in elk geval denigrerend over trillende harten bij het aanschouwen van een vlag of het aanhoren van een volkslied, bij het samen zingen in de eigen taal enzovoort. Ik weet niet tot welke ‘volksgenoten’ hij behoort, maar hij geeft in dit boek geen blijk van empathie met het Vlaamse volk, noch van veel historisch respect, laat staan van enige trots of bewondering, voor ‘de subnationaliteit’ waarin hij nochtans ‘goed boert’.
… (altro)
 
Segnalato
KarelDhuyvetters | Jun 14, 2013 |

Statistiche

Opere
5
Utenti
27
Popolarità
#483,027
Voto
½ 3.3
Recensioni
2
ISBN
6
Lingue
1