Immagine dell'autore.

H. Ch. C. J. van der Mandere (1883–1959)

Autore di Kleine geschiedenis van den gooten oorlog 1939-1945

10 opere 20 membri 0 recensioni

Sull'Autore

Fonte dell'immagine: H.Ch.C.J. van der Mandere

Opere di H. Ch. C. J. van der Mandere

Etichette

Informazioni generali

Nome canonico
Mandere, H.Ch.C.J. van der
Nome legale
Mandere, Henri Charles Claude Jacob van der
Altri nomi
Mandere, Henri van der
Huygens, Charles
Melville, Edgar de
Data di nascita
1883-03-17
Data di morte
1959-03-06
Sesso
male
Nazionalità
Nederland
Luogo di nascita
Amsterdam, Noord-Holland, Nederland
Luogo di morte
's-Gravenhage, Zuid-Holland, Nederland
Luogo di residenza
Amsterdam, Noord-Holland, Nederland
's-Gravenhage, Zuid-Holland, Nederland
Attività lavorative
Letterkundige
Schrijver
Journalist
Redacteur
Directeur-Secretaris van de Haagse Volksuniversiteit
Filoloog
Organizzazioni
1908 - secretaris Nederlandse Coöperatieve Bond
1919 - directie-secretaris Koninklijke Nederlandse Edelmetaalbedrijven
1920 - secretaris Bond van eigenaren van Nederlands-Indische Suikerondernemingen (Beniso)
1918 - secretaris Vereniging voor Volkenbond en Vrede
1945 - secretaris Vereniging voor Internationale Rechtsorde (Viro)
Premi e riconoscimenti
Officier in de Orde van Oranje-Nassau (1924)
Laureaat van de Carnegie Wateler Vredesprijs (1948)
Breve biografia
Henri van der Mandere werd op 17 Maart 1883 te Amsterdam geboren. Reeds als jongen toonde hij een buitengewone belangstelling in de internationale politiek en de 1e Haagse Vredesconferentie, in 1899 bijeenkomende in het Huis ten Bosch in den Haag, boeide hem zozeer, dat hij daarover een boek schreef, dat enige tijd later uitkwam. Vrezende, dat men dit werk om de jeugd van de auteur niet au sérieux zou nemen, liet hij het onder een fraai klinkend pseudoniem - Edgar de Melville! - verschijnen. Dit boek was, de jeugd van de schrijver in aanmerking genomen, reeds een voortreffelijke prestatie. Hoewel hij alle aanleg bezat voor de studie beletten financiêle omstandigheden hem de universitaire opleiding te volgen. Hij ging daarom in de journalistiek, waartoe de buitengewoon vlotte wijze waarop hij stelde, hem bijzonder geschikt maakte. Achtereenvolgens was hij als journalist werkzaam te Goes, Nijmegen en 's-Gravenhage. In 1908 werd hij secretaris van de Nederlandse Coöperatieve Bond, in 1919 directie-secretaris van de Koninklijke Nederlandse Edelmetaalbedrijven, en in 1920 secretaris van de Bond van eigenaren van Nederlands-Indische Suikerondernemingen (Beniso).
Zijn grote belangstelling is echter steeds blijven uitgaan naar de buitenlandse politiek, in het bijzonder de vredesbeweging, waaraan in het begin van deze eeuw hier te lande nog slechts weinig aandacht werd gewijd. Al spoedig benoemde men hem tot secretaris van ‘Vrede door Recht’, de vereniging waarin de Nederlandse belangstellenden in de vredesbeweging zich hadden georganiseerd. Met groot enthousiasme heeft hij, van de aanvang af, zich op deze taak geworpen en zijn gehele verdere leven getracht, de belangstelling voor dit streven te wekken en levendig te houden - hetgeen niet altijd gemakkelijk was. Toen, in 1914, de 1e Wereldoorlog uitbrak, en vertegenwoordigers van alle politieke richtingen - waaronder velen, die zich tot dusver afzijdig van deze problemen hadden gehouden - zich verenigden in een nieuwe pacifistische organisatie, de Nederlandse Anti-Oorlog Raad, speelde hij ook hier een belangrijke rol. Deze organisatie - die nooit als een blijvende was bedoeld - werd, op van der Mandere's initiatief, na de oorlog omgezet in de Vereniging voor Volkenbond en Vrede, waarvan hij weer de secretaris werd, een functie die hij bij het uitbreken van de 2e Wereldoorlog nog vervulde. Toen, na het tot stand komen van de vrede, de Volkenbond voor de Organisatie der Verenigde Naties plaats maakte, werd de Vereniging gereorganiseerd onder de naam Vereniging voor Internationale Rechtsorde (Viro), en hij bleef in de eerste, moeilijke, jaren het secretariaat verzorgen. Zo is van der Mandere gedurende bijna een halve eeuw de centrale figuur van de Nederlandse vredesbeweging geweest. Van bijzonder belang was daarbij zijn groot organisatietalent. Niemand heeft hem kunnen overtreffen in de wijze waarop hij plaatselijke comité's organiseerde, conferenties voorbereidde en tentoonstellingen in elkaar zette. De Grotius-herdenking in 1925 en de Vredes- en Volken bondstentoonstelling van 1930, beide in Den Haag, waren vrijwel geheel zijn werk. Het Wereldvredescongres, in 1913 in Den Haag gehouden, en de Conferentie van Volkenbondsverenigingen, in 1928 ook weder in Den Haag bijeengeroepen, waren geheel door hem voorbereid.
Ondertussen vond hij tijd voor een groot aantal publicaties, gewijd aan de geschiedenis der vredesbeweging, de Volkenbond en de Verenigde Naties, en problemen van geschiedenis, internationaal recht en internationale politiek. Voor een deel beoogden deze- soms in der haast geconcipieerde - geschriften niet, wetenschappelijk gefundeerde, tot in de details verantwoorde, verhandelingen te geven; het doel was veelal in de eerste plaats algemene voorlichting omtrent de behandelde problemen te verschaffen, en daarvoor belangstelling te wekken of te verdiepen; daarin is hij voortreffelijk geslaagd. Een onmetelijke serie van publicaties van zijn hand, artikelen in pers en tijdschriften, brochures en boeken getuigen niet alleen van zijn geweldige werkkracht, maar ook van de uitgebreide kennis, die hij zich op het terrein van de vredesbeweging, internationale politiek en geschiedenis had verworven. Vooral de geschiedenis ging hem, in de latere periode van zijn leven, steeds meer boeien. Sinds 1928 bekleedde van der Mandere de functie van Directeur-Secretaris van de Haagse Volksuniversiteit, en ook in die functie waren zijn fabelachtig geheugen, zijn brede algemene ontwikkeling en kennis van zaken van bijzonder groot nut. Talrijk zijn de lezingen geweest over historische onderwerpen, die hij aldaar zelf voor zijn rekening heeft genomen. Lange jaren was hij de radio-commentator van de A.V.R.O. betreffende de buitenlandse politiek. In brede kring werd naar zijn steeds interessante uiteenzettingen geluisterd.
In de internationale politiek heeft van der Mandere slechts bij uitzondering een actieve rol vervuld; hij was secretaris bij de Opiumconferenties vóór de 1e Wereldoorlog; bij de voorbereiding van de volksstemming in het Saargebied in 1935 en later, in 1937/38, bij soortgelijke arbeid in het nabije Oosten (Alexandriê) heeft men van zijn organisatietalent gebruik gemaakt. Hij heeft wel eens verlangd naar een nationale of internationale functie van bestuurlijke aard in stad of land, die hem meer de gelegenheid tot rechtstreekse bemoeienis met de publieke zaak zou hebben gegeven. Maar hij heeft hierbij eniszins de schaduwzijde ondervonden, van op een bepaald terrein, een bepaalde taak voortreffelijk te verrichten: van der Mandere had zich langzamerhand een dusdanige reputatie op het gebied van de vredesbeweging verworven, dat men hem geheel met deze arbeid identificeerde en hem voor ander werk niet in aanmerking bracht. In zeker opzicht is dit te betreuren geweest. Een meer actieve bemoeienis met de binnen- en buitenlandse politiek zou hem ongetwijfeld ook goed zijn afgegaan; bij zijn pacifisme toch heeft van der Mandere nooit de realiteit uit het oog verloren; hij heeft zich nooit begeven in hersenschimmige toekomstbeelden, maar hij bleef steeds met beide voeten op de grond staan. Maar voor de vredesbeweging is het een voordeel geweest, dat van der Mandere zijn grote werkkracht aan haar is kunnen blijven wijden. Nadat in 1924 de Regering van der Mandere's verdiensten had erkend door hem te benoemen tot officier in de Orde van Oranje-Nassau, werd hem, in 1948, door het Bestuur van de Carnegie-Stichting nogmaals een welverdiende hulde gebracht door de toekenning van de Wateler Vredesprijs. Zelden inderdaad is deze prijs verleend aan een Nederlander, die zozeer zijn ganse leven aan de zaak van de vrede heeft gewijd. Een verdienstelijk man, die op de ontwikkeling van de denkbeelden omtrent internationale samenwerking hier te lande een uiterst heilzame invloed heeft gehad, en aan wie ons land uit dien hoofde grote dank verschuldigd is, is met van der Mandere heengegaan.
Het is niet mogelijk, een ook maar enigszins volledige lijst op te nemen van al hetgeen H. van der Mandere in zijn werkzaam leven heeft geschreven. Alleen een opgave van de artikelen, in tijdschriften verschenen, zou vele tientallen bladzijden druks beslaan. Bovendien maakte de auteur deel uit van de redacties van vele tijdschriften (o.a. Grotius, Annuaire International) en van een groot aantal bij speciale gelegenheden gepubliceerde geschriften, in de samenstelling waarvan hij een werkzaam aandeel heeft gehad. Vele artikelen van zijn hand zijn bovendien in dagbladen verschenen. Hetgeen bij de kennisneming van al deze geschriften opvalt, is de grote veelzijdigheid van deze schrijver, die zich dikwijls ook buiten het terrein van internationale politiek, internationaal recht, en historie begaf.
Te dezer plaatse moet worden volstaan met een opgave van meer omvangrijke werken, die hij het licht heeft doen zien, waarbij slechts is vermeld, hetgeen te dezer zake het belangrijkste voorkomt.
1917 - Geschiedenis van her Nederlandsche Roode Kruis (1867-19 Juli 1917). Schets van geschiedenis en beteekenis van het Roode Kruis, zijn optreden in Nederland en in het bijzonder zijn werkzaamheden tijdens de mobilisatie. Met een voorwoord van A.A.J. Quanjer. Amsterdam.
1920 - De Volkenbond en zijn belang voor Nederland. Een toelichtende schets met aanteekeningen over de geschiedenis en het ontstaan van den Volkenbond en zijn beteekenis voor Nederland. Met een inleidend woord van H.C. Dresselhuijs. Bussum-'s-Gravenhage.
1921 - Het Nederlandsche Roode Kruis van 1917-1920.
1922 - Het Permanente Hof van Internationale Justitie te 's-Gravenhage (art. 13-15 van het Statuut van den Volkenbond). Historisch-critische schets van arbitrage en rechtspraak in internationale geschillen, en van de pogingen om tot een internationaal hof te komen. Leiden.
1922 - Het Vredesverdrag van Versailles en de daarmede verbandhoudende Verdragen van St. Germain, Trianon, Sèvres en Neuilly. Korte schets van den inhoud dezer verdragen, bijgewerkt met de dienaangaande gegeven bebeslissingen en uitvoeringsmaatregelen. Hillegom.
1924 - Het Protocol van Genève. Nederlandsche vertaling van het Protocol met bijbehoorende rapporten van N.E. Politis en E. Benesj, en van de redevoeringen, in de Algemeene Vergadering uitgesproken door H.A. van Karnebeek en J. Loudon. Van aanteekeningen voorzien. Met een voorwoord van J. Limburg. Amsterdam.
1928 - De vredesbeweging en hare geschiedenis. Kort overzicht van de denkbeelden, die op pacifistisch gebied in den loop der eeuwen zijn naar voren gebracht, en van de georganiseerde vredesbeweging gelijk zij sedert den aanvang der 19de eeuw bestaat. Leiden.
1935 - Vijftien jaren arbeid van den Volkenbond (1919-1935). Overzicht van grondslag, samenstelling en werkzaamheden van den Volkenbond. I. Hilversum.
1939 - 1914-1939. Een dynamische tijd. 's-Gravenhage.
1945 - Kleine geschiedenis van den grooten oorlog (1939-1945). Kort overzicht van den tweeden wereldoorlog. Leiden.
1945 - Het Handvest van San Francisco (26 Juni 1945). Volledige tekst van het verdrag tot oprichting van de nieuwe veiligheidsorganisatie: de Vereenigde Naties. Met inleiding en aanteekeningen. Leiden.
1946 - Neurenberg en Tokio. Overzicht van hetgeen te Neurenberg is gebleken en te Tokio ten laste wordt gelegd. Leiden.
1947 - De Unie van Utrecht. Assen.
1947 - Dertig jaar wereldstrijd (1914-1945). Assen.
1947 - Het 12-jarig bestand en de vrede van Munster. Met een inleiding van K.E. Oudendijk. Assen.
1949 - Politieke encyclopedie, met J.A. Mommersteeg en J.C. van Wageningen. Amsterdam.
1950 - Van Yalta tot Korea. Vijf jaren vrede en koude oorlog. Den Haag.
1954 - Achtergronden van de Wereldpolitiek (1900-heden). Rotterdam.
Onder het pseudoniem Edgar de Melville:
1907 - De Haagsche Overeenkomst betreffende de vreedzame beslechting van internationale geschillen en het Permanente Hof van Arbitrage. Rhenen.
1924 - L'oeuvre de La Haye (1871-1921). Exposé du travail des conférences de La Haye et de la Cour permanente d'arbitrage. Avec préface de B.C.J. Loder. Leyde.

Utenti

Statistiche

Opere
10
Utenti
20
Popolarità
#589,235
Voto
4.0