Immagine dell'autore.

Joris van CasterenRecensioni

Autore di Lelystad

18+ opere 193 membri 9 recensioni

Recensioni

Mostra 9 di 9
Lees dit boek niet als je gevoelig bent, er komen schokkende beschrijvingen in voor

Goed opgebouwde, rustig to the point - in de Nederlandse niet-meer-woorden-dan-nodig-stijl - zonder kil te worden, opgeschreven literaire fictie. De omstanders wordt gevraagd wat er gebeurde (soms) indirect krijg je mee wat ze ervan vonden en welke nasleep het gebeurde had. Diverse soorten reacties. Je krijgt ook wat inzicht in het waarom.
 
Segnalato
EMS_24 | Mar 11, 2024 |
Wat een geweldig leuk boekje over het Centraal Station in Amsterdam. Heel herkenbaar maar er gaat ook een wereld voor me open door wat er achter de schermen gebeurt en in de nacht. Heerlijk laconiek geschreven, ik moest er regelmatig hartelijk om lachen.
 
Segnalato
elsmvst | 2 altre recensioni | Sep 5, 2019 |
Vijftien literaire reportages (eerder verschenen in dagbladen of tijdschriften als Tirade, De Parelduiker, ...) in de voetsporen van grote en minder grote schrijvers, waarbij vooral opvalt hoe die nalatenschap niet altijd vanzelfsprekend is.
 
Segnalato
razorsoccam | May 21, 2018 |
De auteur, journalist, heeft de werkplekken van een aantal mensen, werkzaam op treinstation Amsterdam Centraal, bezocht. Het waren onder andere lokettisten, verkeersleiders, omroepers, beveiligers, schoonmakers, café-uitbaters, toiletjuffrouwen en onderhoudsmonteurs. Soms in dienst van de NS, maar meestal van een andere firma of zelfstandig werkzaam. Hij maakte mee wat hun werk (soms overdag en soms ’s nachts) inhoudt en vertelt daarover. Ook vroeg hij naar typische voorvallen tijdens hun werk. Deze anekdotes verlevendigen het verhaal over het leven in Amsterdam Centraal en geven een andere kijk op personeel, de reizigers en overige gebruikers. Ook vertelt hij over zijn ontmoetingen met daklozen die dit rijksmonument bevolken. Leuke korte verhalen over en van mensen die werken op het treinstation Amsterdam Centraal, en die een goed beeld geven van de bedrijvigheid in en om het station en van de mensen die er werken.
 
Segnalato
leestgraag | 2 altre recensioni | Oct 9, 2015 |
OPGETEKEND DOOR ACHILLE VAN DEN BRANDEN
Hun jeugd brengen ze hele dagen in de dorpsbibliotheek door. Daarna beginnen ze zelf tegen hoog tempo teksten af te scheiden. Er volgt een provinciale aanmoedigingsprijs. Onwennig schuifelen ze naar de uitgeverij, weten er soms niet eens de brievenbus te vinden. Hun eerste manuscript wordt gepubliceerd. In het beste geval komen er nog paar titels.

Dan is het op en worden ze afgedankt. De gelukkigen vinden een andere betrekking. Een deel leeft van de bijstandsuitkering. Niet weinigen krijgen psychiatrische problemen en zijn suïcidaal. Vaak blijven ze schrijven in eigen beheer, desnoods op een houten plaat met schragen als tafelblad. Een enkele schrijver loopt zo nu en dan de boekhandel binnen om te weten of ze zijn laatste titel nog op voorraad hebben.

Joris van Casteren ging op zoek naar auteurs die in de vergetelheid zijn geraakt. Ze publiceerden bij bekende uitgevershuizen en kregen niet zelden lovende recensies. Maar op een gegeven moment stokte de verkoop (als die al ooit op gang was gekomen), waarop de uitgever nieuw aangedragen manuscripten niet meer op de markt wou brengen.

"Een uitgever kan zonder duidelijke opgaaf van reden een volgend boek weigeren. Er is geen vakbond die de auteur terzijde staat, de toch al karige inkomsten komen helemaal te vervallen, al die jaren is geen cent pensioen opgebouwd."

Het gaat in dit boek uitsluitend om Nederlandse schrijvers, maar het scheelde niet veel of Van Casteren was Ward Ruyslinck, Hugo Raes en Claude C. Krijgelmans gaan opzoeken.

Zeg mijn lezers dat ik doorschrijf (práchtige titel) wil geen rehabilitatie zijn. Van Casteren heeft naar eigen zeggen slechts willen observeren en registreren. Hij oordeelt niet over de literaire kwaliteit van het werk.

Daarmee geeft Van Casteren jammer genoeg meteen de twee beste invalshoeken op. En waarom? Dat is niet duidelijk. Dat observeren en registreren van hem levert immers niet bijster veel op. De 21 portretten die hier zijn samengebracht lijken nogal op elkaar. Ik las er destijds een stuk of wat in Vrij Nederland. In zo'n blad werken ze goed, als vermakelijk restafval van de republiek der letteren. (Ik geef toe, dat woord 'vermakelijk' is misplaatst.) Nu valt de eentonigheid op: een zeer algemeen biootje, een stukje interview, wat gemeenplaatsen uit recensies en that's it.

De stukken zijn simpelweg te kort. De geportretteerde mensen blijven schimmen. Van Casteren heeft het nauwelijks over hun oeuvres, inhoudelijk bedoel ik, en citeert niet uit de primaire werken. Omdat Van Casteren alleen de schrijvers zelf aan het woord laat, blijven de portretten ééndimensioneel.

Een insight guide over het gestommel achter de schermen van het literaire wereldje is het ook niet echt geworden. Ik tel desondanks drie revelerende anekdotes. Eén. Van Casteren die vertelt hoe het Ben Borgart verging bij Geert Lubberhuizen (wiens naam trouwens vaak valt):

"De Bezige Bij wilde dat hij zo snel mogelijk met een volgend boek zou komen. In een door de uitgeverij beschikbaar gestelde woning ging Borgart aan het werk. Lubberhuizen kwam het manuscript persoonlijk ophalen. ‘Geert merkte op dat er geen slot aan zat. Ik zei dat ik daar nog geen tijd voor had. Hij zei: dan blijf ik hier nog een halfuur zitten, brei er maar een einde aan.’"

Tweede verhaal over het wel en wee van een Hollandse uitgeverij en haar fonds: wanneer ene Maartje Luccioni haar beklag doet over de spaarzame opvolging van haar boek wordt de correspondentie met haar redacteur, mede door de stagnerende verkoopcijfers, ineens grimmiger. Oscar Timmers aan Luccioni:

"Ik dacht dat jij tot een groep redelijke fondsauteurs hoorde, die met redelijke tussenpozen redelijk verkoopbare boekjes produceren en niet om de haverklap aan de telefoon hangen of hier dag in dag uit over de vloer komen en ons van ons werk afhouden. Ik zie dat ik mij vergist heb: je hoort wel degelijk tot de zeurpieten, die nooit eens kalm kunnen afwachten en telkens komen zaniken en teutebollen."

En wat te denken van de schrijfster die op het Boekenbal Boudewijn Büch tegen het lijf liep, die in Hollands Diep een van haar romans had gekraakt?

"'Hij vroeg mij of hij wel eens over mij had geschreven. Ja, heel beroerd, zei ik. Ach, zei hij, je mag blij zijn dat ik over je geschreven heb.' Ze windt zich op: ‘Die arrogantie in de schrijverswereld. Ze schreven om een of andere reden je boek kapot. Ze hebben voor zichzelf een aanleiding om een lekker krakend stuk te schrijven en ze lezen net zo lang tot ze iets vinden om iets rottigs te kunnen zeggen.’"

Tussen de regels ontstaat het beeld van een ijdel milieu, waarin duchtig gelobbyd wordt en netwerken essentieel is. De meeste schrijvers die naar Amsterdam trekken hebben een heel romantisch idee over boeken en literatuur maar daar komen ze snel van terug.

"Schrijvers zijn in het geheel niet solidair met elkaar."

klaagt er eentje.

Zeg mijn lezers dat ik doorschrijf laat uitgebreid het daaropvolgende post-literaire leven zien. Waar komen gewezen schrijvers terecht, behalve bij de psychotherapeut? Ferdinand Langen koos voor de reclame. Frans Gruppelaar vertaalt gebruiksaanwijzingen. Eduard Visser, ooit door W.F. Hermans tot supertalent uitgeroepen, raakte in geldnood en moest de briefwisseling met zijn beroemde collega verkopen. Michael Tophoff heeft een lucratieve sensory awareness-praktijk en bewoont een kapitale villa. Soms wordt nog wel eens teruggeblikt op het voorbije schrijverschap. Met gemengde gevoelens.

“In een map bewaart Luccioni alles wat met haar voorbije carrière heeft te maken. Van haar boeken werden, in volgorde van verschijning, de volgende aantallen verkocht: 3729, 6419, 3437, 2037, 3082, 1724. Juist vandaag kreeg ze bericht van bibliotheekorganisatie Lira. Over het jaar 2002 zullen ze dertig euro aan leenrecht uitkeren, De gebalde vrouw blijkt liefst 233 keer over verschillende bibliotheekscanners te zijn gehaald. ‘Ik denk dat er een klas is geweest die er iets over moest schrijven, of een leeskring.’”

Al bij al valt er weinig expliciete rancune en jaloezie jegens succesvollere collega's te signaleren. Op Kees Wielemaker (die ooit bijna Arjan Peters aftroefde wegens een negatieve recensie) na:

"Ik liep tijdens de ramp van ’53 tot aan mijn middel in het water om koeien te redden terwijl Hans Warren mooi opgemaakt op een bed lag te masturberen."

Het komt me voor dat het gros van deze scribenten terecht de boeken hebben gesloten. De enkele keer dat ze hun poëtica uit de doeken doen, nodigt dat niet uit om te gaan grasduinen in hun werk.

"Ik ben iemand met een grote fantasie. Ik vind het heerlijk om mijn fantasie op papier te zetten." (Ben Borgart)

"Het was gewoon een prettige bezigheid om zo’n verhaal te maken, niks verhevens aan." (Christiaan te Winkel)

Een minderheid, een groepje diehards, blijft dapper doorschrijven. Bij Ben Borgart bijvoorbeeld staan op een plankje boven zijn bureau meer dan veertig multomappen: allemaal romans, verhalen en essays waar hij aan werkt. Associaties met grote miskenden uit de wereldliteratuur kunnen bij dat eenzame wroeten de pil verzachten.

"Tijdens zijn leven hadden de Romeinen ook nauwelijks belangstelling voor Tacitus." (Kees Wielemaker)

"Denk aan Luther, denk aan Shaw. Die schreven hun grote werken ook pas na een langdurig moratorium." (Steven Membrecht)

Het interview met deze Membrecht lijkt een open sollicatie om door André Blavier te boek gesteld te mogen worden, in zijn verzameling literaire gekken.

"Na twaalf romans zei Steven Membrecht halverwege de jaren zeventig de officiële literatuur vaarwel en wendde zich tot uitgeverijen waar je tegen betaling je eigen boeken kunt laten maken. De afgelopen dertig jaar legde hij duizenden guldens in en liet ruim vijfentwintig titels verschijnen. ‘Inmiddels,’ zegt hij, ‘nadert mijn magnum opus de voltooiing.’ Voor zijn dood wil hij de ‘De Tien Basisboeken’ compleet hebben; vierduizend aforistisch aandoende teksten die zijn ondergebracht in tientallen ‘subboeken’. Hij schuifelt naar de boekenkast en toont enkele deeltjes. Titels als: Pauze – zei de dood, In rouw om de toekomst en De middag van de horzel I."

Op de keper beschouwd een beetje kleurloos boek, dit. Alle verschillen in aanpak in acht genomen, kwijten een Jeroen Brouwers of een Stefaan Brijs zich beter van hun taak. Zij doen tenminste nieuwsgierig worden naar de boeken achter de schrijvers. Daar is het de letteren toch om te doen: boeken.

Als er mij één ding zal bijblijven uit Zeg mijn lezers dat ik doorschrijf, is dat het tragikomische lot van Christine Kraft. Deze ex-schrijfster is gelukkig goed terechtgekomen en werkt nu in Almere, bij een opvang voor afgedankte apen.

"Ze houdt halt voor een kooi waar een vuistgroot dier met fijne gelaatstrekken en glinsterende ogen doorheen slingert. ‘Dit is Paco,’ zegt ze, ‘mijn lievelingsdier.’ Paco slaakt kreten en maakt wilde gebaren. Omdat hij niet bij zijn gehandicapte vrouwtje mag, die in de kooi ernaast is weggeborgen, is hij verliefd geworden op haar. ‘Hij heeft op mijn rug geplast,’ zegt ze. ‘Dat is een enorme eer.’"
 
Segnalato
bellettrie | Jun 17, 2015 |
Wie wel eens in antiquariaten komt, zal vertrouwd zijn met de aanblik van grote hoeveelheden poëzie van op het eerste gezicht anonieme dichters. Het zijn de kluizenaars, de ploegers van de literatuur, die in het verborgene eindeloos bleven slijpen aan hun verzen.
In de schaduw van de Parnassus gaat Joris van Casteren op zoek naar vergeten dichters uit de laatste decennia van de twintigste eeuw. Hij interviewt ze over hun werk, de periode waarin zij actief publiceerden en over het vreemde poëzievirus dat ze blijft besluipen.

Wim Huyskens, Dana Hokke, Bergman, Peter Simpelaar, Agnes de Graaf, Michael Deak, Tony Rombouts, Hans van Weely: het zijn slechts een paar van de namen van vergeten dichters met wie weekbladredacteur (van De Groene Amsterdammer) en dichter Joris van Casteren heeft gesproken of die hij gepoogd heeft te spreken te krijgen (Johan Joos). Ze publiceerden een, twee, drie, in een enkel geval wel vijf bundels, maar hebben het toch niet gehaald. Hun debuut werd lovend onthaald, afgekraakt of volkomen genegeerd, ze ontvingen soms een literaire prijs of hadden geruchtmakende optredens. Maar hoe uiteenlopend hun carriere ook is, ze delen de huidige vergetelheid. De speurzin van Van Casteren heeft boeiende, soms schrijnende verhalen opgeleverd: voor de een is het dichterlijk verleden een afgesloten hoofdstuk, voor de ander een nooit verwerkt trauma. De lezing van dit boek lijkt een probaat middel voor al diegenen die beginnen met het schrijven van poezie en menen dat hun werk niet gemist kan worden. Het kan gemist worden.
 
Segnalato
bellettrie | Jun 17, 2015 |
Ter gelegenheid van het 125-jarig bestaan van het Centraal Station in Amsterdam, in oktober 2014, is dit boekje geschreven. Het is opgezet als een reportage over het gebouw, de mensen die er werken, de reizigers en de mensen die er min of meer verblijven. In korte hoofdstukjes worden deze onderwerpen belicht.Met de gebouwbeheerder zwerft Joris van Casteren door geheime gangen, serverruimtes, zolders, de gebouwen van ProRail en langs de perrons. Hij hoort verhalen over vroeger en komt achter de saillante details van nu, waarbij de zwervers een kleurrijke rol spelen. Het is een leuk boek om te lezen, vooral als je , net als ik, het gebouw als passant goed kent en ook nieuwsgierig bent wat er allemaal ongezien blijft en/of verstopt zit achter de vele mysterieuze deuren. Tegelijk bevredigt het boek ook niet helemaal, de hoofdstukjes zijn kort, en steeds als je denkt dat het echt interessant begint te worden stopt het alweer om over te gaan naar een nieuw onderwerp. Zo blijft het wat oppervlakkig in mijn beleving.
 
Segnalato
Tinwara | 2 altre recensioni | Feb 24, 2015 |
Een bijzonder verslag van binnenuit. Joris van Casteren bracht zijn jeugd door in Lelystad. In afwisselende hoofdstukken beschrijft hij die jeugd, uitmondend in kleine criminaliteit, en het ontstaan van Lelystad, de politiek, de besluitvorming en waar het mis ging. Het laatste deel van het boek beschrijft zijn terugkeer als journalist naar Lelystad: hij zoekt zijn klasgenoten en buren op. Iedereen die er is blijven wonen, komt over als een loser. Terecht gekomen in de criminaliteit, misbruikt, altijd daar blijven hangen ... Het is een treurig beeld.
 
Segnalato
elsmvst | 1 altra recensione | Feb 14, 2015 |
Hier bespreek ik mijn reserve, ondanks de 3 1/2 ster waardering.

Van Casteren doet me daarin aan Grunberg denken. Niet de herhaling als stijlmiddel, bij Van C. is het - voor de snelle/geboeide doorlezer als ik - soms wat overbodige geheugensteun, de wens van iets sterkere redactie oproepend.

De overeenkomst zit hem allereerst in een ergernis, dezelfde ergernis, neem ik aan, die de filosoof Dohmen Grunberg cynisch deed noemen. Beide ensceneren hun ogenschijnlijk oordeelloze zinnen zo, dat hun oordeel in de selectie van 'feitelijke' zinnen zit.

Het vermjden van subjectiviteit heeft bij beiden de schijn van 'de wereld is zo complex, ik ben niet meer zo naïef om met een oordeel klaar te staan'. Er klinkt een stille wanhoop in mee, beoogd. In het negatief hiervan verschijnen beide als aanmatigende adolescenten, ,em>wel met een zwak voor het absolute. Want oordelen doen ze, maar ze immuniseren zich tegen kritiek.

Grunberg en Van Casteren zijn allebei het type Holden Caulfield. Ze willen niets minder dan daarmee vergeleken worden. ZIj zuiverheidsminnaars? Ja.

Toch drieëneenhalve ster en geplaatst bij fictie. Het boek werkt op je in, door de stijl. Tegengif tegen simplistisch links vooruitgangsdenken.

Anonieme hoofdfiguur is dezelfde onderklasse die ook in de boeken van Dalrympe in het zonnetje staat. Dit is het materiaal waarmee maatschappelijke dromen gerealiseerd moeten worden.

Je denkt ongemerkt : Van Casteren zal wel conservatief zijn. Maar dat is niet zo. Van Eesteren, beoogd ontwerper van Lelystad, komt er niet slecht vanaf. Het - ingehouden, natuurlijk - negatieve oordeel treft vooral de geestloze ingenieurs van de Rijksdienst.

Wel is Van Casteren tegen het simplistisch linksisme van de 70s. Links en esoterisch lijken haast twee loten van dezelfde stam.

Nogal vaak vermeldt Van Casteren dat de wegen in Lelystad recht en de bomen aangeplant zijn. De suggestie is dat de ontsporing van de bevolking daarmee op een of andere wijze in verband staat, alsof de omgeving ziekmakend is. Dit vind ik een vorm van romantiek. Het blijft bij een suggestie (door de vele herhalingen). Want ernaast geeft Van C. de prozaïsche verklaring: Lelystad wilde meer inwoners en voerde een laagdrempelig toelatingsbeleid, wat arme mensen aantrok.

Ook het het vandalisme van de jonge Joris heeft trekken van een creatief verzet tegen een geestdodende omgeving - hoewel hij geen van zijn vernielingen of graffiti-uitingen de schijn van creatieve uiting meegeeft.

De manier waarop Van Casteren zich neerzet in verhouding tot zijn ouders en omgeving, lokt het beeld van de 'lone wolf' uit, half alien op bezoek op een krankzinnige planeet, half man die geen bindingen aangaat met andere mensen.

Dohmen stoort zich - vul ik in - aan de onwaarachtigheid (ja, rottig groot woord) van Grunberg en het zich immuniseren voor het gesprek door standpunten en argumenten te verstoppen in de selectie van materiaal en het 'lullig' wegzetten van mensen. Van dat laatste heeft Van Casteren ook een handje, hoewel bij hem hun lotgevallen vooral een gevoel van algehele treurigheid van het bestaan oproepen, mensen zijn niet in staat tot een betekenisvol contact met elkaar en er valt ook weinig tegen te doen.

De positie van Van Casteren blijft het gehele boek door onduidelijk. Hij lijkt als adolescent niet verstoten, niet op school mislukt, niet echt onderdeel van de 'onderklasse' waarvan hij toch deel uitmaakt. Het beeld van hem in het winkelcentrum met een gedichtenbundel van de Vijftigers en een fles goedkope wijn heeft iets treurigs, alsof een vlucht vooruit. De misère die hij ontvlucht is dan: leraren met jaren 70-'onverschiiligheid vermomd als vrijheid, en ordelijke vader die wat geestdodend is', een moeder die lesbisch wordt, met inbegrip van de nodige komende en gaande vriendinnen, bijna alle met een probleem of nuk, en die in het sociale werk actief - alsof iedereen in de 70s kloon van elkaar was.

Op het eind vliegt van Casteren in een vliegtuigje boven Lelystad. Hier zie je de feitelijke stijl knarsen, tegen zijn grenzen aanlopen. Feitelijk wil Van Casteren volgens mij toe naar waartoe vliegtochtjes altijd verlokken. "Vanaf grote hoogte lijkt het menselijk gedoe van weinig belang". Maar stellingnames zijn bij hem taboe. Dus blijft hij wat hangen in beschrijvingen, het nog eens opsommen van plekken waar dit en dat gebeurd is.

Hij lijkt daarvan af te wijken door te vermelden dat hij het opneemt voor Lelystad tegen de piloot. Maar je kunt dat ook inpassen in het Grunbergcynisme: 'ik ben zelf al net zo hypocriet' ('maar er tenminste eerlijk over' - Holden Caulfield weer om de hoek). Hetzelde voor de scène waarin de jonge Joris een meisje heeft dat seks met hem wil. Haar voortvarendheid doet hem op de vlucht slaan. Van Casteren wil, vul ik in, vooral niet de vertedering van 'gevoelige, nog wat onschuldige jongen'. In de scène moet hij als 'wat lullig' weggezet.

Het boek bemiddelt sterk een gevoel van treurigheid en dat is de kracht ervan. De mens is krom hout dat niet recht te buigen is. Niet krom uit kwaadaardigheid maar door fabrieksfouten.

Maar waag het niet over 'volksverheffing' en 'investeren in mensen' te spreken.½
 
Segnalato
Gerard669 | 1 altra recensione | May 9, 2010 |
Mostra 9 di 9